Deze zomer, toen mijn broer met zijn grote Baskische liefde Beñat trouwde, werd ik verliefd op Baskenland, op de oceaan, de huizen, de kleuren en de mensen.
Je moet hier ook een keer logeren als de winter onderweg is, had mijn broer gezegd. Want ook als de bloemen uitbloeien, is Baskenland magisch.
Dus regelde Harm een reünie in het najaar. Niet thuis bij hem en Beñat, maar in een prachthuis in Getaria. En natuurlijk, echte fashionista’s weten dan meteen waar dat is, maar ik had het pas door toen we er waren: het geboortedorp van Cristóbal Balenciaga. Balenciaga! De enige meester, zoals Christian Dior hem noemde. Het idee alleen was al overweldigend. En het huis trouwens ook. Beñat en Harm hadden het gehuurd van hun vriendin Rosita.
We zetten onze tassen in de ruime lichte gang die vol hing met kunst. In mijn gebloemde kimono volgde ik Rosita naar onze kamers. De vertrekken waren licht en hoog, met houten luiken. Ik kreeg een kamer met houten balken en een smeedijzeren balkon, dat uitkeek op een strak georganiseerde kruidentuin met geometrische vormen. Ik wist niet dat kruiden zoveel kleuren hadden. En wat is dat eigenlijk een goed idee, een kruidentuin. Die is de hele winter groen.
Op het bed in mijn kamer lag een nieuwe wollen Baskische baret, een cadeautje van Beñat. Naast mijn kamer was het oude atelier van Balenciaga, waar Rosita bezig was met fournituren te sorteren. Bij het raam stonden twee paspoppen. De geborduurde jurken waren nog niet af. Op tafel lagen patronen, schetsen, scharen, spelden, linten, knopen en klosjes garen. Hier was een vakman aan het werk. Beñat zag me kijken.
Mi casa es su casa, grapte Beñat, dus doe alsof je thuis bent.
Ik trok nieuwsgierig de lades van de archiefkast open en zag dat die vol stofstalen lagen.
Daar mag je niet in knippen, lachte Beñat. Maar er is natuurlijk niks op tegen als je je laat inspireren.
Ik trok mijn geruite pak aan en ben die middag op mijn kamer gebleven om schetsen te maken, dat snap je. Want als je een goed idee krijgt, is er geen tijd te verliezen. Ik voelde me meteen helemaal thuis en dacht aan wat een vriendin ooit zei: je happy place is altijd dichterbij dan je denkt.
Aan het eind van de dag kleedde ik me om. Ik heb tegenwoordig een superhandig toilettasje in mijn handtas. Daar zit alles in wat ik nodig heb, zodat ik echt snel klaar was. We gingen met zijn allen eten in Toki Alai, een Baskisch restaurant aan de rand van een natuurreservaat.
Op de heenweg leek het landschap steeds van kleur te veranderen. Toen we aankwamen, gaf de heldere sterrenhemel de exotische planten en bomen een sprookjesachtige glans. Het gestreepte gele dak van Toki Alai stak uit boven het donkere groen. Binnen was de sfeer winters en warm.
Wij kregen een grote tafel achterin, waar de haard al brandde. De kandelaars die er stonden deden me denken aan de balustrades in ons huis in Getaria. We kregen wel 5 gangen geserveerd. Steeds op een ander servies, dat eigenlijk niet bij elkaar hoorde, maar tóch een geheel was. Met groene ruiten, gestreepte randjes, bloemen en hertjes kon het niet anders dan winter zijn. We bleven natuurlijk nog eindeloos aan tafel zitten.
Wat ís het hier knus, zei ik tegen Beñat.
Dat klopt helemaal, zei hij. Het heet hier ook Toki Alai: happy place.
Ik glimlachte. Had die vriendin toch gelijk. Je happy place is altijd dichterbij dan je denkt.