Als ik naar de motieven in deze stof kijk, ben ik weer in Afrika: dat grote, uitgestrekte continent. Olle en ik zijn overal geweest, maar de meeste ideeën kreeg ik in een oud groen theeplantershuis. We kwamen er ‘s middags aan, na een magische tocht over de rivier. Vanuit de boot, die vol lag met kleurrijke tassen, leek het alsof de olifant op de oever met ons meeliep. Die brengt geluk, zei de schipper.
Het huis, nu een safarilodge, werd gerund door vrouwen die in het zand bij de voordeur mandala’s in grote bloempatronen voor ons hadden gestrooid.
Binnen was het verrassend koel. Bij de groene muren, versierd met houten maskers en rieten schalen, zag ik een weefgetouw, garenspoelen en allerlei spullen die gemaakt waren van geweven ikatstof.
Ik kreeg thee in een kop waarin ik de mandala’s terugzag en een allerlei vers fruit in een grote groene schaal. Op tafel stonden vaasjes van gerecycled Afrikaans glas.
In de slaapkamer was het bed opgemaakt met een verfijnde Afrikaanse print Er hing een gebloemde kimono voor me klaar.
Voor Olle zijn meisje was er een handgeregen ketting. Hij bloosde. Want in dit deel van Afrika betekenen die kralen een liefdesverklaring. In mijn nieuwe kimono genoot ik van de laatste zonnestralen. Wat een geluk, dacht ik. Toen ik opstond, zag ik een rieten olifant staan. Had de schipper toch gelijk gehad. Deze zomer ga ik nog vaak op safari, in mijn eigen collectie. Ga je mee?